Diagnostiek
In het dagelijks leven hebben mensen interactie met elkaar en ze laten gewenst of "ongewenst" gedrag zien. De persoon zelf, de omgeving of beiden kunnen dit gedrag en de gevolgen van dit gedrag als lastig ervaren. Op een dergelijk moment spreken we van een klacht.
Diagnostisch onderzoek richt zich op het in kaart brengen van het probleemgedrag en de redenen achter dat gedrag. Probleemgedrag kan door diagnostiek worden verklaard. Het kan zo zijn dat er een bepaalde naam voor het probleemgedrag bestaat, ook wel een diagnose genoemd. Een verklaring voor het gedrag kan mogelijkheden geven voor het bieden van passende hulp. Daarnaast kan het ook helpend zijn om de omgeven te leren omgaan met het gevonden gedrag.
* In verband met de leesbaarheid van de tekst op deze pagina wordt in het vervolg gesproken over ouder(s). Op die plek kan ook verzorger(s)/opvoeder(s) worden gelezen.
Het doel van behandeling is vaak het bereiken van een gedragsverandering. Er kan echter een vraag spelen over de oorzaak van het gedrag. Wanneer dit speelt komt diagnostiek in beeld.
Mensen reageren op elkaar met gedrag, zonder daarvoor stil te staan bij de onderliggende redenen of oorzaken voor dat gedrag (topje van de ‘ijsberg’). Psychodiagnostiek is een middel om op zoek te gaan naar die onderliggende redenen of oorzaken voor dat gedrag, middels ‘zachte’ en ‘harde’ data.
- ‘Zachte’ data omvat de observaties en klinische indruk van een (geschoolde) diagnosticus
- ‘Harde’ data omvat waarnemingen met psychometrische instrumenten: genormeerde, betrouwbare en valide testen en vragenlijsten om de afwijking van het gedrag te kunnen meten.
Door middel van onderzoek krijgt een psycholoog een beter beeld van de ‘berg onder de ijsberg’. Gedrag wordt geduid en onderliggende gedragspatronen worden zichtbaar, waardoor behandeling (of begeleiding) mogelijk wordt.
Uit onderzoek worden de sterke en zwakke kanten van kinderen en/of volwassenen zichtbaar, op de terreinen waar onderzoek naar is gedaan. Er wordt gezocht naar de afwijking van de normaal. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van psychometrie en reeds opgedane kennis over gedrag.
Het is van belang om de resultaten van diagnostisch onderzoek enigszins te nuanceren. Er zijn veel varianten van normaal en met lijstjes kan niet iedereen samengevat worden. De achterliggende gedachte van diagnostisch onderzoek blijft om zicht te krijgen op de redenen achter het gedrag, wat probleemgedrag kan verklaren en waardoor de omgeving om kan leren gaan met het gevonden gedrag, of er nu een naam voor is gevonden of niet.
Verschillende soorten diagnostisch onderzoek uitgelegd.
Middels vragenlijsten en/of interview (zachte data) wordt de ontwikkeling van het kind onderzocht. Er wordt achterhaald of de ontwikkeling leeftijdsadequaat en naar verwachting verloopt, of dat er afwijkingen in het gedrag zichtbaar zijn. Via psychometrische vragenlijsten wordt gedrag gekwantificeerd (harde data): er wordt probleemgedrag gerapporteerd, maar is dit meer aanwezig dan bij leeftijdsgenoten?
De context van het kind/ de jongere wordt betrokken in het onderzoek. Een schoolobservatie/ -gesprek/ -vragenlijsten kan plaatsvinden, of broertjes/ zusjes/ overige familieleden worden actief betrokken in het onderzoek. Ook zijn er gezinsspecifieke testmaterialen beschikbaar (harde en zachte data).
Middels een gestandaardiseerde testbatterij, meerdere beschikbaar voor verschillende leeftijdsgroepen, wordt onderzocht hoe goed en hoe snel een kind informatie geleerd heeft, en om kan gaan met nieuwe informatie. Deze resultaten worden afgezet tegen de normaal, en geeft een indruk hoe makkelijk en snel een kind kan leren (harde data). Hypothesen worden gevormd over sterke/zwakke kanten die in vervolgonderzoek verder onderzocht kunnen worden (o.b.v. zachte en harde data)
Middels meerdere gestandaardiseerde testbatterijen, afhankelijk van gestelde hypothesen, wordt onderzocht hoe de aandacht en concentratievermogens van een kind ontwikkeld zijn, executief functioneren en geheugen (harde data). Observaties (zachte data) vormen integraal onderdeel van het onderzoek om de harde data te kunnen duiden
Middels open en projectief testmateriaal kan een indruk verkregen worden van de belevingswereld van een kind, waar gelet wordt op opvallende thema’s, afwijkend gedrag of trauma (zachte data). Deze informatie kan kleur geven aan de gestelde hypothesen, maar kan bovenal ook meer dan eens verklaren waarom afwijkend gedrag wordt gevonden bij niet-afwijkende harde data. Kortom: het kind is normaal, maar vertoont afwijkend gedrag en wordt verklaard door deze thema’s, etc. etc.
Middels (veelal) vragenlijsten kan de persoonlijkheid van jongeren/ volwassenen in kaart worden gebracht, waarbij verschillende profielen opgesteld kunnen worden (harde data). Persoonlijkheid is moeilijk te omschrijven en kan veranderen door het leven van een persoon heen, maar bepaalde kenmerken zijn wel te onderscheiden. Deze kenmerken zijn nog in ontwikkeling en (zeer) instabiel bij kinderen en jongeren, vandaar dat dit type onderzoek meer geschikt is op volwassen leeftijd.
Er zijn specifieke testmaterialen op de markt voor verschillende specifieke diagnoses zoals ADHD, ASS, NLD, dyslexie, laag niveau, etc. etc. Afhankelijk van gestelde hypotheses kan de testbatterij worden aangepast. Psychometrie speelt hierin ook een grote rol (harde data).
De vraag waarom bepaald gedrag voor komt kan beantwoord worden middels verklarende diagnostiek.
De documentaire Etiketkinderen van Zembla illustreert dit principe heel aardig en daarom hebben wij ook die voor u bijgevoegd.
Het verschil tussen diagnose en diagnostiek.
Diagnostiek behandelaren
Natasja en Nadyce zijn de standaard FloorPlay coaches bij Psychologen Praktijk Timmers.
Aanmelden
Ouders kunnen hun kind, na verwijzing door de huisarts of het wijkteam, aanmelden bij Psychologen Praktijk Timmers.
Na de aanmelding wordt u uitgenodigd voor een intakegesprek. De aanmelding bestaat uit het invullen van het aanmeldformulier, toestemmingsverklaringen en de vragenlijst.